Wetenschap in vogelvlucht
Wat is wetenschap? Waar gaat het hier eigenlijk over? Wetenschap in vogelvlucht geeft je in een paar minuten een overzicht. Vragen waarop ingegaan wordt zijn: Wat wordt er besteed aan wetenschappelijk onderzoek? Hoeveel mensen nemen deel aan het hoger onderwijs? Wat is de tweede geldstroom? Wat is de rol van de Academie van Wetenschappen? En wat is het economisch rendement van wetenschap? Na het lezen van dit stuk kun je op niveau meediscussiëren!
Wetenschap is:
Het systematisch verkennen en verleggen van de grenzen van ons weten
Inhoudsopgave
- Kerncijfers over de Nederlandse wetenschap
- Universiteiten
- Organisatie Nederlandse wetenschap
- Scores van Nederlandse universiteiten op internationale rankings
- NWO, KNAW en TNO
- Bijzondere spelers in het wetenschapsterrein
- Rendement
- Internationale vergelijking
Kijk onderaan de pagina voor de tekst in PDF.
Kerncijfers over de Nederlandse wetenschap
In Nederland wordt jaarlijks zo’n € 9 miljard aan wetenschappelijk onderzoek uitgegeven. Hiervan wordt meer dan de helft uitgevoerd door het bedrijfsleven. Daarnaast zijn er de universiteiten die onderzoeken en onderwijzen. Als derde zijn er verschillende publieke onderzoeksinstituten.
Universiteiten
Totale (publieke en private) uitgaven aan universiteiten voor onderzoek en onderwijs zijn 5,654 miljard euro. Dat is ruwweg 1% van het Bruto Binnenlands Product (BBP), 1% van al het geld dat in Nederland verdiend wordt. De grootste universiteit (Universiteit Utrecht) heeft een jaarbegroting van € 700 miljoen, de kleinste (Universiteit van Tilburg) € 150 miljoen. Op de universiteiten werken in totaal ruim 21.000 fte’s wetenschappelijk personeel en bijna 17.000 fte’s ondersteunend personeel. Zij leiden 220.000 studenten op. Dit is een zesde van het totaal aantal jongeren in die leeftijdscategorie en betekent dus vreselijk veel voor de toekomst van Nederland; het complete hoger onderwijs (inclusief HBO) leidt ongeveer de helft van alle jongeren op. Dit wordt geïllustreerd door grafiek 1 waar het totaal aantal 18-jarigen wordt vergeleken met de jaarlijkse instroom bij HBO en WO. Daarnaast produceren de universiteiten en andere kennisinstellingen gezamenlijk jaarlijks ruim 60.000 wetenschappelijk artikelen die wereldwijd gepubliceerd worden en leveren zij bijna 3200 proefschriften (en dus promoties) op.
60.000 artikelen lijken veel, dat is het ook. Hiermee levert Nederland zo’n 2,6% van het wereldtotaal en is het ’t negende land van de wereld . Terwijl Nederland 1,4% van de mondiale economie beslaat en 0,3% van de wereldbevolking. Dit gebeurt ook heel efficiënt: het aantal artikelen per onderzoeker is samen met Zwitserland tweede van de wereld (achter het Verenigd Koninkrijk). Naast dat Nederland veel wetenschappelijke publicaties opstelt zijn deze ook kwalitatief van een zeer hoog niveau. Een maatstaf hiervoor is citatie-impact (hoezeer citeren andere artikelen jouw artikel en hoezeer hebben ze dus vertrouwen en bouwen ze voort op jouw werk). Nederland scoort hier 34% boven het wereldgemiddelde en moet op dit punt alleen Zwitserland en de Verenigde Staten voor zich dulden.
Organisatie Nederlandse wetenschap
In Nederland zijn naast het bedrijfsleven een aantal instituties aan te wijzen die wetenschap bedrijven: de Nederlandse universiteiten en de niet-universitaire kennisinstellingen. Hierboven in het ‘wetenschappelijk systeem’ zitten verschillende ministeries die gelden voor wetenschap (onderzoek en opleiding) beschikbaar stellen en verdelen. Het grootste gedeelte komt van het Ministerie van OCW, andere stukken komen van andere ministeries (LNV voor de Universiteit Wageningen en VWS voor gezondheidsonderzoek) en de Europese Unie (via zogenaamde Kaderprogramma’s). Het meeste van deze gelden wordt via een specifieke verdeelsleutel (op basis van studentenaantallen, diploma’s en een stevige onderzoekscomponent) direct aan de universiteiten gegeven (€ 3,4 miljard, dat is ruwweg 2/3 van hun totale budget ). Dit is zogenaamde de eerste geldstroom. Vervolgens zit er (net als in de meeste andere landen) een tussenlaag die zorgt voor een verdeling van gelden puur op basis van kwaliteit. Deze laag is gecreëerd om te zorgen dat de gelden bij de beste onderzoekers terecht komen al dan niet via thematische keuzes (gelden die perse naar een gebied moeten omdat dat goed is voor de economie of samenleving). NWO verdeelt deze gelden (€ 0,4 miljard per jaar). Dit wordt de tweede geldstroom genoemd. De overige Rijksgelden gaan via (stimulerings)programma’s voor specifieke sectoren. Deze gelden, gecombineerd met de opbrengsten uit contractonderzoek voor derden (overheid, bedrijfsleven en de collectebusfondsen zoals hart- en nierstichting) wordt de derde geldstroom genoemd. De derde geldstroom was in 2007 € 1,3 miljard. Een laatste component is opbrengst uit collegegeld, toch goed voor €0,3 miljard.
De universiteiten worden niet door het Rijk gestuurd in hun doen en laten. Ze hebben via de wet geregelde autonomie, integrale verantwoordelijkheid en een eigen budget. Wel zijn ze verplicht hun drie functies te vervullen: onderwijs, onderzoek en kennisoverdracht (ook wel valorisatie, verzilvering van kennis genoemd).
Scores van Nederlandse universiteiten op internationale rankings
De Nederlandse universiteiten horen niet tot de universiteiten die bovenaan de verschillende rankings staan zoals Harvard, Oxford en Cambridge. Opvallend is dat in Nederland alle universiteiten het goed doen. Zo heeft Nederland 12 universiteiten in de top 500 van de gerenommeerde Shanghai Jiao Tong-ranking staan met als hoogste de Universiteit Utrecht op 47. Op de THES-ranking staan 10 Nederlandse universiteiten in de top 200 met op 53 de Universiteit van Amsterdam. Een dusdanig gelijkwaardig, maar vooral hoog niveau is uniek in de wereld.
NWO, KNAW en TNO
Naast de universiteiten die samenwerken via de Vereniging van Nederlandse Universiteiten (VSNU) zijn er nog enkele andere spelers actief in het Nederlandse wetenschapsveld die speciaal genoemd moeten worden: NWO, de KNAW en TNO. NWO heeft als taak het ‘bevorderen van kwaliteit en vernieuwing van wetenschappelijk onderzoek’. NWO selecteert de beste onderzoeksvoorstellen en stelt hier geld voor beschikbaar. NWO is onder meer bekend van de Spinoza-premies, de hoogste wetenschappelijke onderscheiding en de Veni, Vidi, Vici-prijzen die gelden beschikbaar stellen voor jonge talentvolle wetenschappers in de verschillende fasen van ontwikkeling (om uiteindelijk door te groeien naar een Spinoza-prijs). NWO verdeelt haar gelden op basis van peer review. Wetenschappers worden beoordeeld door experts uit het veld om zodoende de beste onderzoeksvoorstellen te vinden.
De KNAW is de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Briljante wetenschappers kunnen gevraagd worden lid te worden van de Academie. Hierdoor is de Academie een afspiegeling van de (Nederlandse) wetenschappelijke top, is het een forum voor de wetenschappelijke wereld en kan het bijvoorbeeld de internationale samenwerking bevorderen. Maar daarnaast heeft de KNAW ook andere functies. De KNAW fungeert als extern adviesorgaan van de regering, doet aan kwaliteitsbevordering van onderzoek en is een koepelorganisatie voor enkele instituten die wetenschappelijk onderzoek verrichten. De jaaromzet van de KNAW ligt rond de € 135 miljoen.
Een derde speler die apart genoemd moet worden is TNO. “TNO maakt wetenschappelijke kennis toepasbaar om het innovatief vermogen van bedrijfsleven en overheid te versterken.” TNO is door het Rijk ingesteld om de brug te slaan tussen het harde, fundamentele onderzoek en het bedrijfsleven. TNO heeft een jaaromzet van € 600 miljoen, een kleine € 200 miljoen hiervan komt van de overheid.
Bijzondere spelers in het wetenschapsterrein
Als gezegd zijn de Nederlandse universiteiten actief in onderwijs en onderzoek. Daarnaast zijn er ook nog enkele instituties die puur opgericht zijn voor het verrichten van (toegepast) onderzoek. TNO valt hier onder, maar er vallen ook verschillende instituten onder NWO en de KNAW. Daarnaast zijn er nog de Grote Technologische Instituten (GTI’s) die bijvoorbeeld onderzoek doen naar energie (ECN) of water (Deltares). Er zijn ook nog instituten die onderzoek doen voor de overheid zoals het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), het KNMI, het CPB of het RIVM. Een laatste groep bestaat uit de Topinstituten. Deze instituten zijn door het Ministerie van Economische Zaken opgezet op strategische onderzoeksterreinen en worden gezamenlijk gefinancierd door de overheid, het bedrijfsleven en andere kennisinstellingen.
Rendement
De opbrengsten van wetenschap zijn divers. Enerzijds zijn er de directe opbrengsten van onderzoek dat gedaan wordt, bijvoorbeeld via kennis die door het bedrijfsleven is omgezet in winstgevende producten. Maar de vergroting van kennis via wetenschap helpt ons om ons als samenleving te ontwikkelen en vooruit te komen. Feitelijk is alles om ons heen mogelijk gemaakt door wetenschap. Hierbij is het belangrijk te realiseren dat een land niet enkel kan meeliften op kennis van andere landen. Om hiervan echt te profiteren heeft het zelf onderzoek en een zeker kennisniveau nodig (absorptievermogen). Daarnaast leveren de universiteiten jaarlijks ook een grote groep hoogopgeleiden af die de maatschappij draaiende houden. Dit soort indirecte effecten zijn moeilijk te becijferen, maar er is met zekerheid te zeggen dat de maatschappij zonder zou instorten. Schattingen over het rendement van wetenschappelijk onderzoek lopen uiteen van 20% tot 60% en er zijn schattingen die voor Nederland 59% geven .
Internationale vergelijking
Om de Nederlandse uitgaven aan wetenschap op waarde te kunnen schatten is het aardig om een internationale vergelijking te maken. Recent heeft de Tweede Kamer aangegeven dat Nederland tot de wereldwijde top-5 moet behoren. In onderstaande grafiek worden de Nederlandse uitgaven aan wetenschap van de afgelopen jaren vergeleken met Zwitserland, de VS, Zweden, Finland en Denemarken. Opvallend is de grote achterstand ten opzichte van de echte toplanden.
Bijlage | Grootte |
---|---|
wetenschap in vogelvlucht.pdf | 73.04 KB |